In navolging van andere Europese landen, wordt in Nederland gewerkt aan de vormgeving van een rechtsvorm voor maatschappelijke ondernemingen: de BVm. De rechtsvorm moet een jas worden voor ondernemingen die een maatschappelijk doel voorop willen stellen. De recent gepubliceerde aanzet voor de BVm lijkt echter maar weinig perspectief daartoe te bieden, omdat het ondernemingen niet helpt om de maatschappelijke doelstelling boven aandeelhouderswaarde te stellen en de maatschappelijke doelstelling voor de lange termijn te borgen.
Waar de afgelopen decennia winst de enige voorwaarde leek voor ‘gezond’ ondernemen, worden we ons er collectief langzaam maar zeker van bewust dat de leefbaarheid op onze Aarde een nog belangrijkere voorwaarde is. Tegelijkertijd zijn veel aandeelhouders en investeerders doorgeschoten naar winst als enige doel van hun beleggingen, met alle gevolgen van dien. Hierdoor ontstaat zelfs bij vrije marktdenkers urgentie om ongeremd aandeelhouderskapitalisme bij te sturen. Een rechtsvorm voor zogenaamde ‘impact first’ ondernemingen die hun maatschappelijke doelstelling boven aandeelhouderswaarde willen stellen kan daar een geweldige bijdrage aan leveren.
Als uitgangspunt voor de gepubliceerde aanzet wordt de ‘(h)erkenning van maatschappelijke ondernemingen’ gesteld – in plaats van het borgen en vooropstellen van de maatschappelijke doelstelling. Dat leidt tot een aanzet die veel weg heeft van een label, keurmerk of certificaat. En als we iets niet nodig hebben, dan is het een label dat mooi lijkt, maar ondertussen de ‘impact first’ uitstraling niet borgt. Bovendien zijn er toch al labels genoeg?
De drie belangrijkste gebreken van de huidige aanzet:
1. Geen garantie voor lange termijn focus op de maatschappelijke doelstelling
De aanzet biedt ondernemingen verscheidene routes om het predicaat ‘maatschappelijk’ af te werpen en (weer) gewoon een BV te worden. Als de BVm slechts een certificaat zou zijn, dan is het begrijpelijk dat je het ‘op kunt zeggen’ of kunt ‘verliezen’. Een inherente waarde van ondernemingen die ‘impact first’ zijn, is echter dat deze focus geen tijdelijk karakter kent. Het is geen marketingtruc om in de opstart- en groeifase klanten mee te werven en daarna af te werpen. Eens een maatschappelijke onderneming, altijd een maatschappelijke onderneming, toch? De uitdagingen waar maatschappelijke ondernemingen aan werken vragen immers om toewijding en niet om een opportunistische benadering. De aanzet van de BVm faciliteert onvoldoende in het borgen van de status van maatschappelijke onderneming.
2. De winstbestemming is open en onderhandelbaar
De aanzet laat het bepalen van de winstbestemming over aan de onderneming en de aandeelhouders. Als referentiepunt wordt genoemd om het merendeel van de winst toe te laten komen aan het maatschappelijke doel, maar om aandeelhouders te compenseren voor genomen risico kan hiervan afgeweken worden. Onduidelijkheid over en onderhandelbaarheid van de winstbestemming stroken niet met de keuze om ‘impact first’ te ondernemen en maakt de BVm weinig onderscheidend van andere rechtsvormen. De aanzet van de BVm helpt ondernemingen daarmee niet om het maatschappelijke doel in de praktijk boven aandeelhouderswaarde te stellen. De BVm zou zich daadwerkelijk kunnen onderscheiden en ‘impact first’ ondernemingen kunnen faciliteren als de norm gesteld zou worden dat alle winst het maatschappelijke doel toekomt. Put your money where your mouth is, toch? Als aandeelhouders geen aanspraak kunnen maken op de winst, kunnen zij natuurlijk nog steeds goed vergoed worden voor hun inzet en het risico dat zij nemen, bijvoorbeeld met een equity like debt afspraak, waarbij vooraf bepaald wordt welke (maximale) vergoeding aandeelhouders kunnen ontvangen.
3. Geen borging van daadwerkelijke focus op de maatschappelijke doelstelling
De aanzet biedt stakeholders rond de onderneming de mogelijkheid om een onderneming aan te spreken en eventueel naar de rechter te stappen als de onderneming onvoldoende bij zou dragen aan de maatschappelijke doelstelling. De aanzet van de BVm vaart daarmee op de illusie dat ‘de markt’ er wel voor zal zorgen dat maatschappelijke ondernemingen trouw blijven aan hun missie. Als een onderneming een maatschappelijke doelstelling centraal heeft staan, dan is het toch aan de onderneming om zorg te dragen dat die doelstelling nagestreefd wordt en niet aan externe stakeholders? Stakeholders moeten er immers vanuit kunnen gaan dat een BVm straks echt ‘impact first’ is, in plaats van daar argwanend over te zijn. Doordat aandeelhouders in de aanzet nog steeds disproportioneel veel macht hebben, valt helaas te verwachten dat deze argwaan terecht is. Dat is op te lossen door aandeelhouders op de tweede plaats te zetten en de maatschappelijke doelstelling echt op de eerste plaats. De aanzet faciliteert hier nu onvoldoende in.
De huidige aanzet is dus allesbehalve een goede basis voor ‘impact first’ ondernemingen. Het plaatst aandeelhouders in concurrentie met de maatschappelijke missie. What’s new…? Het zou veel beter zijn als de wetgever duidelijkheid verschaft door de nodige borging te bieden dat de maatschappelijke doelstelling bij de BVm voorop staat en blijft staan en de aandeelhouder simpelweg dienend is aan die maatschappelijke doelstelling. Dat is de uitstraling die de BVm straks zal hebben richting stakeholders en dat is hoe het ook uitgewerkt dient te worden.
De uitdagingen van onze tijd vergen verbeeldingskracht en het kritisch beschouwen van de krachten die ondernemingen momenteel in de weg staan om een maatschappelijke onderneming te zijn en te blijven. Het is duidelijk dat dit in de huidige aanzet nog onvoldoende gelukt is.
Is het aantrekkelijk om ‘impact first’ te ondernemen en investeren?
Voor ondernemers en investeerders die winst boven het maatschappelijke doel stellen is en moet de BVm geen aantrekkelijke rechtsvorm zijn om te gebruiken (of misbruiken). Een BVm kan ondernemers en investeerders echter nog steeds goed compenseren, maar niet ten koste van de missie. Als de strijd tussen winstmaximalisatie en de maatschappelijke doelstelling door de BVm in stand wordt gehouden, laat de BVm maatschappelijke waarde aan haar lot over. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om te voorzien hoe dat af zal lopen. De BVm behoort de dominante aandeelhouder dus van de troon te stoten zodat er ruimte komt voor een waardige opvolger: de maatschappelijke doelstelling. Het is een denkfout dat ‘impact first’ ondernemingen daarmee een concurrentienadeel zouden hebben. Als de winst van ‘impact first’ ondernemingen de onderneming en haar maatschappelijke doelstelling toekomt en niet door aandeelhouders onttrokken kan worden, zijn deze ondernemingen heel goed in staat om in een gelijk speelveld te opereren.
Gebeurt dat al?
Jazeker! Wereldwijd maken kleine en grote ondernemingen in allerlei sectoren gebruiken van bedrijfsstructuren die de missie centraal stellen en voor de lange termijn borgen en aandeelhouders definitief dienend maken aan die missie. Deze ondernemingen maken gebruik van de zogenaamde ‘steward-ownership’ principes. Nederlandse voorbeelden van ‘steward-owned’ bedrijven zijn Triodos Bank, biologische supermarktketen Odin en strandtent The Shore. Buiten Nederland zijn Bosch, Zeiss, Carlsberg en Rolex bekende voorbeelden. Deze voorbeelden en de universele principes die zij toepassen om een ‘impact first’ focus te borgen, kunnen de wetgever wellicht tot inspiratie dienen bij het ontwerpen van een verbeterd voorstel voor de BVm.
Tot slot een toegift: In de aanzet van de BVm wordt beargumenteerd dat zowel de coöperatie als de NV geen maatschappelijke variant (een Coopm en een NVm) zullen krijgen, omdat deze rechtsvormen al een ander doel dienen: de stoffelijke/economische belangen van leden respectievelijk aandeelhouders. Dat is een vreemd argument, omdat hetzelfde natuurlijk voor de BV geldt. De Coopm en de NVm zouden juist een waardevolle toevoeging kunnen zijn, omdat het coöperaties en naamloze vennootschappen ook in staat zou kunnen stellen om hun maatschappelijke doelstelling voorop te stellen. Waarom zouden we dat enkel aan BV’s willen voorbehouden?